Tijdens het interbellum had de jazzmuziek – in die tijd nog heel nieuw en controversieel – in België hoge toppen geschoren. De eerste Europese bijdrage aan de jazz was een opnamesessie van een Belgische band in een Londense studio in 1927. De eerste periodiek die geregeld over jazz berichtte, verscheen in België. In 1935 publiceerde de Luikse jurist en dichter Robert Goffin Aux frontières du jazz, de eerste ernstige kritische beschouwing over jazz.
In de jaren dertig, de swing era, floreerden in België de big bands van o.m. Stan Brenders en Fud Candrix en maakten diverse solisten furore. De Belgische jazz genoot Europese faam.
Na WO I kwamen in Brussel o.m. de gitaristen Jean Thielemans en Bill Alexandre, en trompettist Herman Sandy op de voorgrond, in Antwerpen nam Jack Sels de fakkel over, en in Luik stonden enkele ongeduldige, uitermate getalenteerde jonge musici klaar.
Maar al aan de vooravond van WO II was de jazz nieuwe wegen ingeslagen. Van louter amusementsmuziek zou jazz zich in de loop van de vroege jaren veertig ontwikkelen tot een heuse concertmuziek die met haar hitsige ritmiek, haar dissonante harmonieën en grillige intervallen wellicht een weerspiegeling wou zijn van het moderne grootstadsleven.
Jean Thielemans zal weldra worden ‘ontdekt’ door Benny Goodman en met hem op tournee gaan, nog voor hij zich in 1952 in de VS zal installeren. De Luikenaars reizen heen en weer tussen hun stad en Parijs, van waaruit Bobby Jaspar en later ook René Thomas weldra de sprong naar Amerika zullen wagen.
In de jaren vijftig krijgt de jazz af te rekenen met nieuwe genres die opgang maken in de wereld van de amusementsmuziek. Jazz is voor het grote publiek blijkbaar te moeilijk geworden en wordt verdrongen door rock ‘n roll en de populaire song. De popmuziek – die zonder de jazz nooit zou hebben bestaan- is alomtegenwoordig. Er worden bovendien in België haast geen jazzplaten meer opgenomen. In 1958 wordt ter gelegenheid van de Expo een 25cmLP gemaakt met de titel Jazz In Little Belgium die een zeer pover en onvolledig beeld ophangt van het jazzleven in dit land, maar achteraf bekeken kan dit moment wellicht toch beschouwd worden als het begin van de heropleving van jazz in België. Het zal een verhaal worden dat nu eens met schokken vooruitgaat en waarin dan weer een veronachtzaamd verleden wordt herontdekt. Langzaam maar zeker zal de Belgische jazz in de volgende decennia weer een eigen gezicht krijgen en internationale erkenning.
Marc Van den Hoof zal u graag laten kennismaken met enkele pioniers van de moderne jazz in België. Weliswaar al te summier want ze hebben elk hun eigen unieke verhaal.
Marc Van den Hoof ( °1946) studeerde Romaanse filologie aan de K.U.Leuven en werd in 1976 producer bij de BRT/VRT radio. Na een aanloop van enkele jaren op Radio 1 (de programma’s Van mensen en dingen en Maatschappelijk) verhuisde hij naar Radio 2 Omroep Brabant waar hij o.m. de programma’s De Groote Magazijnen, Crime Time en Omroep Brabant Verzamelde Werken maakte.
Hij kreeg er bovendien de kans om de jazzprogramma’s Jazz zonder moeite en Jazzkaffee te verzorgen. Bij de reorganisatie van Radio 2 in de jaren negentig volgde een overstap naar Radio 3 waar hij coproducer werd van De Kunstberg, diverse literaire- en jazzprogramma’s maakte en deel ging uitmaken van het productieteam van Jazz Middelheim. Bij de start van Klara kreeg hij de productie, samenstelling en presentatie toevertrouwd van het boekenprogramma Volgeboekt en van het dagelijkse, aanvankelijk een half uur, later een uur durende Jazz. Op zondagavond kwam daar nog het twee uur durende Come Sunday bij. Op den duur was hij bij Klara, tot z’n pensionering in 2011, nog uitsluitend producer/samensteller/presentator van de jazzprogramma’s. Hij bleef ook coproducer van Jazz Middelheim en was op Radio 1 een van de vaste columnisten van De toestand is hopeloos maar niet ernstig.
Behalve radiomaker was hij ook docent jazzgeschiedenis aan het Leuvense Lemmensinstituut.
Comments are closed.